De Europese Commissie had een rechtszaak aangespannen tegen Denemarken omdat dit land het gebruik van de benaming “feta” voor in Denemarken geproduceerde kaas die bestemd was voor uitvoer naar derde landen (buiten de EU), niet heeft voorkomen of stopgezet.
‘Feta’ is een beschermde oorsprongsbenaming (BOB) en mag alleen worden gebruikt voor kaas die:
- Haar oorsprong vindt in Griekenland;
- Overeenstemt met de geldende product specificatie.
Denemarken ontkent iets verkeerd te hebben gedaan. Het stelde dat de toepasselijke verordening alleen van toepassing is op in de EU verkochte producten en niet op de uitvoer naar derde landen.
Op 14 juli 2022 oordeelde het Hof van Justitie in zaak C-159/20 dat Denemarken zijn verplichtingen uit hoofde van het EU-recht niet is nagekomen. Het Hof heeft Denemarken een termijn gegeven om hieraan te voldoen.
Denemarken werd ook beschuldigd van niet-nakoming van zijn verplichting uit hoofde van het beginsel van loyale samenwerking. Het Hof oordeelt echter dat dit niet het geval is. De uitvoer van producten waarbij onrechtmatig een BOB wordt gebruikt, kan immers de positie van de Europese Unie verzwakken in internationale onderhandelingen die tot doel hebben de bescherming van de EU-kwaliteitsregelingen te waarborgen. Maar Denemarken heeft geen actie ondernomen en geen verklaringen afgelegd die dat effect zouden kunnen hebben.